Ontmoeting

 

 

Een van de dingen waar ik van hou is ergens onverwacht iemand ontmoeten met wie ik een diepe band voel. Iemand in wie ik plotseling de weidse openheid ervaar, iemand die een taal spreekt die ik ook versta, iemand van wie mijn hart warm wordt. Iemand wiens voorkomen deze intieme connectie misschien niet zou doen vermoeden...

Onverwacht iemand ontmoeten die met een vanzelfsprekendheid meteen tot de kern van de zaak komt, die onconventionele woorden durft te spreken en radicale zienswijzen durft te verwoorden. Iemand die ik zou willen uitnodigen voor een koffie in het café om de hoek omdat ik nieuwsgierig geworden ben. Wie ik zou willen vragen: Hoe ben jij tot dit inzicht gekomen? Welke wegen heb jij bewandeld? Wie waren jouw leraren? In welke valkuilen ben jij gestapt? Van welke wegen heb jij later afscheid genomen? Van allemaal? Hoe veranderde je inzicht je leven?

En ik zou willen vertellen over de wegen die ik bewandeld heb om antwoorden te vinden op de knellende levensvragen over mijzelf en de wereld om me heen. Hoe dat zoeken tot een einde kwam door simpelweg te kijken en te zien wat er gegeven is, elk moment. Over hoe mijn leven daarna uiterst gewoon maar tegelijkertijd heel avontuurlijk werd. En hoe ik ervan hou om anderen te ontmoeten die eenzelfde tocht hebben ondernomen. Die ook de radicale waarheid hebben gevonden dat ze in essentie vrij zijn, zowel van zichzelf als van de wereld, en beide tegelijkertijd totaal omarmen. Minnaars van de waarheid die elkaar opeens ontmoeten, in levenden lijve of in het geschreven woord.

Een oud geschrift

In jou, naamloze schrijver van dit vers, ontmoet ik zo’n onverwachte vriend, in een oud geschrift uit een traditie waar ik weinig bekend mee ben. Ik kan elk woord onderstrepen van wat je zegt want jouw ervaring is de mijne:


De ware natuur van de Werkelijkheid moet gezien worden met het Oog van je eigen klaarblijkelijke Besef. Geen geleerde kenner kan dit voor je doen. Zoals je de ware vorm van de maan ook alleen maar kunt kennen door je eigen zicht, zo is het hier ook. Wat heb je aan andermans zicht?” (56)

En je vervolgt:


Bevrijding is niet mogelijk via allerlei systemen, zoals Yoga of Samkhya, of via rituelen of kennis daarvan. Ze is alleen mogelijk door het Besef van het niet-verschillend-zijn, of ‘één-zijn’, van jezelf en het Verschilloze. Er is geen andere weg.” (58)

 

Ik stel me voor dat we een lang gesprek hebben en uitwisselen over dat wonderbaarlijke moment waarop de schellen van onze ogen vielen. Waarin we vertellen wat onze wegen of praktijken ons wel of niet gebracht hebben, en hoe ze ons wel of niet klaarstoomden om de werkelijkheid te zien. En we ons afvragen of ‘klaarstomen’ eigenlijk wel nodig is.

Ik zou vertellen dat ik eerst dacht dat er alleen het klassieke model is van leraar en leerling om tot inzicht te komen en dat dit natuurlijk jaren of decennia zou kunnen duren. Dat ik nu een andere aanpak heb ontdekt waarin je onmiddellijk ziet wie je werkelijk bent, en dat dat ‘zien’ de aanvang van een nieuwe levensreis is. Dat het onder ogen zien en laten gaan van alles wat daar niet mee in overeenstemming is sowieso een leven duurt. Maar dat dat gedaan kan worden vanuit zelf het onderscheidende inzicht hebben en niet afhankelijk is van een praktijk of leraar die dat voor je doet. Dat dit misschien het nieuwe paradigma is als we collectief wakker willen worden, als mensheid. Ik ben benieuwd wat jij, mijn nieuwe vriend, daarop zou zeggen.

 

Een ziekte gaat niet over bij het noemen van de naam van een genezend drankje – je zult het zelf moeten drinken. Zo kan er ook geen bevrijding zijn door alleen maar over het Absolute te praten. Bevrijding is alleen mogelijk door onmiddellijk ervaren.” (64)


Ja, zou ik antwoorden….

En toevoegen: maar ook hou ik van mooie taal. Ik hou van originele woorden. Ik hou van het gestamel van iemand die het doorslaggevende inzicht net gekregen heeft en woorden probeert te vinden om die ervaring te delen.

Ik hou van spirituele leraren en schrijvers die hun unieke jargon ontwikkelen om hun inzichten te communiceren. Ik hou van alle pogingen om het exact juiste woord te vinden om de waarheid aan te duiden, de fijne precisie waarmee iemand zijn woorden probeert te kiezen. Als hoofdredacteur van InZicht hou ik van alle verscheidenheid waarmee de schrijvers hun inzichten weergeven.

Woordloos

Maar meer nog hou ik van het feit dat de directe ervaring woordloos is. Met opluchting laat ik alle taal en correctheid vallen en rust in de stilte waar ieder woord uit voortkomt. De stilte waaruit ik zelf voortkom, net als jij, mijn nieuwe vriend. De stilte die tussen alle woorden hangt, ononderbroken, tijdloos, plaatsloos, haast tastbaar aanwezig. Kunnen woorden hiernaar verwijzen? Zeker. Kunnen ze de stilte zelf ook maar beroeren? Onmogelijk.

Het is de stilte waarmee ik het liefst communiceer. Met mijn kat die dit feilloos begrijpt. Met de kinderen met wie ik werk. Met mijn liefste, mijn vrienden, de mensen in mijn workshops. In die momenten waarop onze ogen elkaar vangen en er tussen de woorden even die ontspanning, die glimlach, dat stille geluk opkomt dat we allemaal kennen en delen. De stilte die ik met jou deel als ik je woorden op het papier even laat rusten ...

Op het moment dat ik dit schrijf bezoek ik vrij onbewoond noordelijk Canada, waar de uitgestrektheid deze stilte nog versterkt, haast tastbaar maakt. Het enkele menselijke geluid zinkt onmiddellijk weg in haar grenzeloosheid. Maar het is dezelfde stilte die aanwezig was in het drukke stadse café waar ik de eerste helft van dit stukje schreef. Alles komt en gaat. Het hele leven komt en gaat. Ook dit bewustzijn komt en gaat, zinkt terug in de ondoorgrondelijke woordeloze en eeuwige stille diepte waaruit het voortgekomen is.

Artikel voor InZicht november 2022 op basis van drie verzen uit de Viveka Chudamani

Karin Visser

Minnaars van de waarheid die elkaar opeens ontmoeten, in levenden lijve of in het geschreven woord.

De School voor Aanvaarding – interview met Catherine Harding

Je ontmoette Douglas toen hij net wat jonger was dan jij nu bent, 86 jaar. Wat gebeurde er?

Ik ontmoette Douglas toen hij 82 jaar was, en ik was zestig. Er was een verschil van 22 jaar tussen ons. Maar ik voelde dat verschil nooit omdat hij zo’n sterke vent was, fysiek, en ook mentaal en spiritueel. Hij was open als een jonge kerel. Hij was op de hoogte van moderne dingen. Hij begon te werken op een computer en gebruikte internet; hij was werkelijk buitengewoon. Er was een prachtige liefde tussen ons. Ik werd verliefd als een jong meisje op mijn zestigste en ik denk hij ook. We hadden twintig heel gelukkige jaren samen. Ik steunde zijn werk volledig, omdat ik denk dat hij een genie was. Maar hij was zijn tijd vooruit en zijn boodschap wordt mogelijk pas werkelijk begrepen over vijftig of honderd jaar. Ik voel me bevoorrecht dat ik hem ontmoette en hem kon helpen, want ik denk dat Zien de oplossing is, of kan zijn, voor onze hedendaagse problemen. Het zou voor zoveel mensen goed zijn. Als vele mensen het zouden toepassen, zou de situatie in de wereld misschien wat beter zijn.

Vindt er in jouw ervaring een verdieping of rijping plaats nadat je gezien hebt wie je werkelijk bent en je daaraan toegewijd blijft?

Ik zou zeggen dat Zien niets met data te maken heeft. Het is altijd nieuw als je het doet; het is altijd de eerste keer. En tegelijkertijd, als je Zien beoefend hebt voor lange tijd, dan wordt het een steun in je rug. Maar of het nu op de voorgrond of op de achtergrond is, het is er altijd. Ja, ik zou zeggen dat het zich verdiept, maar langzaam, erg langzaam. Soms lijk je het te verliezen omdat het leven te moeilijk is, maar echt verliezen doe je het nooit. Je kan er altijd naar terugkeren. Dat is het wonder dat Douglas mogelijk maakte met zijn experimenten.

Als ik zie dat ik niet Zie, kan ik altijd terugkeren naar Zien. Wanneer ik volledig in beslag genomen word door de kleine Catherine, door mijn kleine ik, helpt Zien me om in te zien dat ik niet verblijf op de juiste plaats. Dan kan ik het onmiddellijk corrigeren met dit innerlijke gebaar: me innerlijk omkeren en zien dat hier absoluut niets is. Hier is een immense oneindige ruimte die de wereld en alles wat er gebeurt verwelkomt, zelfs de moeilijke dingen. Nu moet ik dat steeds accepteren. De wensen van kleine Catherine blijven zo vaak onvervuld nu het een complete School voor Aanvaarding is.

Welke invloed heeft Zien op ouderdom of op ziekte?

Ouderdom is een School voor Aanvaarding. Ten eerste is het moeilijk om oud te worden. Het is een zware tijd. Misschien merken mensen die in een uitstekende gezondheid verkeren het verschil niet zo op, maar wel zullen ze het verschil in hun verschijning opmerken. Dat is het eerste probleem. Je moet aanvaarden dat je lichaam, dat eerst mooi en gezond was of relatief mooi en gezond, opeens achteruitgaat. Dan helpt Zien om in te zien dat jij dat niet bent; je bent niet je fysieke verschijning. Je kijkt naar je lichaam en je realiseert je dat je naar een object kijkt, niet anders dan het glas op tafel, het kopje, de stoel of de kast. Al deze dingen om me heen zijn objecten, net als mijn lichaam.

Dus je aanvaardt dat het lichaam verandert, net zoals je accepteert dat je auto oud wordt en stukgaat. Je ziet dat je dat niet bent. Want het Licht in ons dat ons stuwt is hetzelfde, precies hetzelfde. Het heldere bewustzijn van binnen is er nog steeds, absoluut onaangeroerd en perfect ongeschonden. Je realiseert je dat je gewend moet raken om in dit licht, deze ruimte, dit heldere bewustzijn te verblijven. De kunst is om er altijd naartoe terug te keren en in te zien dat dit is wat ik ben. Ik ben de vlam die alles verlicht. Zonder dit licht van binnen zou ik de wereld niet kunnen zien. In feite creëert het de wereld. Als je ouder wordt realiseer je je steeds meer dat dit is wat je bent.

Met ziektes is het anders. Dat is fysieke pijn. Ik denk dat ik voor niets bang meer ben, behalve voor pijn. Fysieke pijn is erg moeilijk te verdragen, zelfs met Zien. Ik zie dat dit lichaam een object is, maar ik zie en verdraag ook de pijn. Als de pijn te erg is, is het moeilijk om de hele tijd te blijven Zien. Maar het helpt om het te proberen, want het creëert een afstand tussen jou en de pijn. Je plaatst de pijn waar hij is, in het object lichaam. Als je hem daarnaar toe terugbrengt, is hij beter te verdragen dan wanneer je hem aanneemt als je kleine zelf.

Hoe sta je tegenover de dood?

Op dit moment zou ik hem verwelkomen. Hoe ouder ik word, hoe meer ik me opgesloten voel in dit lichaam, dat ik niet ben. Het is nu als een klomp pijn en ik wil eruit. Ik zal blij zijn te sterven. Het lijkt me dat ik de dood zal in rennen als rennen over het strand naar de zee; met de zee als dit grenzeloze bewustzijn waarmee ik me zal verenigen, geloof ik. Ik denk dat dit zal gebeuren: dat ik zal oplossen en één worden met dit grenzeloze bewustzijn. Ik denk dat de dood een ware bevrijding zal zijn.

Je was bij Douglas toen hij stierf. Had je het gevoel dat Zien hem hielp toen?

Douglas was buitengewoon toen hij stierf, maar wat er in hem omging weet ik niet natuurlijk. Hij had Zien zijn hele leven beoefend. Hij zag de hele tijd, geen twijfel mogelijk. Hij was erg kalm en rustig. Op een gegeven moment zei hij dat het erg interessant was om te sterven. Ik denk niet dat hij leed. Hij stierf in volle helderheid. We hielden elkaars hand vast. Af en toe kneep hij even en toen stopte het plotseling. Dat was het. Hij was erg vredig.

Is er nog iets wat je wilt toevoegen?

Ja, ik wil graag zeggen dat het een fantastisch geschenk is om te Zien dat we dit immense open bewustzijn zijn, in plaats van dat kleine lichaam. We zitten niet opgesloten in dat lichaam. Het probleem is dat we allemaal lijden aan ons afgescheiden voelen van anderen en van de wereld. We besteden onze tijd aan deze kleine persoon proberen te verbeteren, te beschermen, te verdedigen. Het is zo’n tijdsverspilling. Als we ons alleen maar zouden openen voor wat we werkelijk zijn, deze onmetelijke grenzeloze ruimtelijkheid, dan kunnen we vrij ademen. Dan kun je zien dat de problemen van de kleine ik niet zo belangrijk zijn. Ze veranderen niet daardoor, ze zijn er nu eenmaal, maar je wordt er niet zo door verpletterd als wanneer je denkt dat je alleen maar deze kleine persoon bent. Het is een bevrijding. Voor mij is het vrijheid.

Voor mij is het ook belangrijk dat Zien helpt om elkaar lief te hebben. Het helpt om anderen te accepteren zoals ze zijn, net zoals je de rest accepteert. Het helpt om te zien dat ze hetzelfde zijn als jij, of ze het nu zelf zien of niet. Van nature zijn ze ook dit grenzeloze bewustzijn. We komen allemaal van dit licht, dit oneindige bewuste licht. Ze zijn hetzelfde; ze weten het alleen niet. En als je naar anderen kijkt en ziet dat ze hetzelfde zijn als jij, dan voelen ze dat. Dit heb ik vaak ervaren.

Plotseling laten ze hun verdediging vallen en openen zich. Het is erg boeiend om dit te ervaren, om andere mensen te verwelkomen, wie ze ook zijn, en te zien dat ze van hetzelfde oneindige licht komen, en dan bereid te zijn om van ze te houden. Ze voelen het. Het verandert de manier waarop ze je tegemoet treden. Ik vind dat een groot geschenk in het leven, en om die reden denk ik dat deze waardevolle boodschap verspreid zou moeten worden in de huidige verwarrende en droevige wereld.

Interview voor InZicht, november 2018

Het Zingen Van De Fluitketel

Het zingen van de fluitketel

Voor het tijdschrift InZicht, Februari 2018, met als thema 'Goeroe, hulp of hindernis?'

Vele goeroes zijn verschenen in deze ruimte die ik ‘ik’ noem. Het begon direct als baby. Telkens dook het gezicht van mijn moeder op, evenals dat van mijn vader. In hun aan- en afwezigheid waren zij mijn baken en leidraad in de eerste pogingen wegwijs te worden in deze vreemde wereld. Wijs en onwijs wezen ze me de weg. Juffen en meesters volgden, evenals andere ouders, vrienden en vriendinnen die mij langzaam leerden een persoon te worden die zich staande kon houden in een wereld vol plezier, pijn, verwarring en gevaar. Ik leerde dat ik een individu was en ik leerde verantwoordelijkheid te nemen voor mijzelf.
Toen het proces van individualisering voltooid was en ik een volwaardig lid van de maatschappij was geworden, kwam een gevoel van gemis naar de voorgrond. Mijn focus veranderde. Ik ging nu op zoek naar een ander soort goeroe: een die me hielp helderheid te krijgen over de onvervuldheid die ik ervoer. Boeken en therapeuten werden eerst mijn goeroe en daarna een spirituele leraar die zich niet presenteerde als goeroe, een integer mens bleek te zijn en me hielp mezelf beter te leren kennen. Later trok een meer twijfelachtige leraar me aan die het mysterie liet voortduren en het zelfs vergrootte, zich almachtig gedroeg en ondertussen zijn spirituele bedrijf uitbreidde. Toen ik uiteindelijk inzag dat ik mijn tijd verdeed, nam ik afscheid. Van dit avontuur moest ik herstellen, maar ook had ik een grote les geleerd. Ik had twee kanten van het goeroe-leerlingspel in actie gezien: de bevrijdende kant en de verslavende kant. Spoedig daarna ontdekte ik een benadering die me hielp simpelweg en werkelijk te kijken naar wat er altijd te zien valt, waarmee het existentiële vraagstuk eindelijk op zijn plek viel. Er is geen goeroe!

De oplossing was het inzien van het misverstand omtrent mijn identiteit. In de eerste plaats ben ik wat ik ben voor mijzelf: deze grenzeloze openheid waarin alles verschijnt. Alles is ‘ik’. Zo ook de goeroes die als integere en minder integere gidsen waren opgedoken. Ze zijn als spiegels: ze reflecteren wat gezien én wat nog niet gezien is. Ik had buiten mijzelf gezocht wat ik hier al ben. Er is geen buiten of binnen. Uiteindelijk waren al mijn vragen vragen aan mijzelf geweest.

Wat is de rol van een goeroe? Om zo snel mogelijk terug te verwijzen naar de openheid hier om de illusie van verdeeldheid te doorzien. Directe of indirecte aanmoediging van adoratie, of deze welwillend te laten aanleunen, houdt het misverstand juist langer in stand. Een wijze gids gaat niet in op verering en omzeilt kundig de subtiele maar machtige verleidingen van het goeroeschap.

Alles wat het vraagt om thuis te komen is die stap terug te doen, en verder terug, en nog verder, om weer hier in de kern aan te komen en alles wat zich afspeelt vanuit hier waar te nemen. Net als de wijd open blik van de baby, het beginpunt, maar zich nu bewust van samsara, het spel van de manifestatie. En het goeroespel behoort ook tot samsara. De cirkel is rond. Bewust en moeiteloos is er de paradox van tegelijkertijd openheid als individu.

In deze openheid zijn er vele conversaties gaande. De stemmen van de collega’s op het werk, de buren, mijn lief, een regenbui, een stem die ik herken als de mijne, de kat en de fluitketel. Alles is de goeroe! Het hele leven richt zich tot zijn oorsprong en fluistert eindeloos zijn lied.

Iedereens Geheim

Iedereen's geheimvar

Voor het tijdschrift InZicht, februari nummer 2017, met als thema 'het open geheim'


Vier mannen raakten in discussie. Ieder van hen zei:“Hoe kan je de leegte als hoofd hebben, het leven als ruggengraat en de dood als staart? Wie het weet zal mijn vriend zijn!” Hierna keken ze elkaar aan, zagen dat ze het eens waren, barstten in lachen uit en werden vrienden. (Chuang Tzu)

Sherlock Holmes kent dit mysterieuze geheim ook. Als hij met Watson een kamer betreedt om een belangrijk bewijs te zoeken mompelt hij binnensmonds “De beste plaats om iets te verstoppen is waar iedereen het kan zien.”

Illusionisten doen er hun voordeel mee. Zij zijn ware meesters in de afleiding, en zelfs in die mate dat de beroemde Harry Houdini begin 19e eeuw een echte olifant één, twee, drie liet verdwijnen op het toneel. De truc ging met hem mee het graf in maar werd later gereconstrueerd: wat rook, snelheid, spiegels en kooi met onzichtbaar open achterdoek waren de kunstgreep.

Maar de grootste illusionist is mijn eigen mind. Ik zit achter mijn computer en open op een achteloos moment een langs flitsende Facebook notificatie. Een uur later, na talloze filmpjes, grappen en meningen, vind ik mezelf verdwaasd terug. Het lijkt wel alsof de hele wereld samenzweert om het geheim te bewaken, en dat doet het ook!

Laat ik er niet langer omheen draaien – want dat is nu letterlijk het geval met dit geheim der geheimen. Gewoonlijk worden geheimen verborgen voor een ander, maar het eigenaardige is: dit geheim heb ik verscholen voor mezelf!

Ooit was het een vanzelfsprekend gegeven: de openheid waarin ik baadde als baby. Maar naarmate de wereld meer greep op me kreeg trok het zich achter gesloten deuren terug. In mijn jeugd kwam het nog af en toe boven in de momenten dat ik me onbespied waande: wanneer ik me vrijelijk overgaf aan mijn spel en fantasie en ik net zo makkelijk een vliegtuig, een draak of een meisje kon zijn. Maar toen ik eenmaal een serieus lid van de samenleving was geworden, een verantwoordelijke volwassene, werd deze openheid ontoegankelijk, zelfs angstaanjagend, voor me. Ik geloofde dat ik niet meer was dan dit lichaam.

Want mijn diepste geheim is dat ik hier in mijn kern niet Karin ben, die vrouw van 1.78 lang die plezier én pijn beleeft aan haar leven. Hier in mijn centrum ben ik de spil van het universum, de onmetelijkheid zelve. Hier zijn alle eigenschappen die aan het Goddelijke toegeschreven worden de mijne: ik ben grenzeloos, tijdloos, vormeloos, smetteloos en accepteer en omarm alles wat aan Mij en ín Mij verschijnt. Dit openlijk te erkennen zou me een paar eeuwen geleden de kop hebben gekost, en misschien nu nog wel in bepaalde kringen. Geen wonder dat ik het liever ontken.

Maar de waarheid is simpel. Als ik mijn aandacht 180° draai en in plaats van naar buiten naar binnen kijk, kan ik het niet missen. Als ik mijn ogen sluit en de donkerte hier verken, kan ik geen grens ontdekken aan mijn gewaarzijn; noch kan ik een kleur of vorm vinden. Wanneer ik me van deze openheid hier bewust word zie ik dat alle lichaamssensaties, gevoelens en gedachten zich erin afspelen. Het probleem is echter dat mijn aandacht hier maar zelden is: al mijn zintuigen zijn immers naar buiten gericht. Zodra ik mijn ogen open doe laat ik me snel weer afleiden door de draaimolen van kakelbonte verschijnselen, en binnen no-time geloof ik zelf weer een vorm onder de vormen te zijn. Toch hoef ik maar terug te gaan naar de openheid hier in mijn centrum en ik zie dat ook de kleuren en vormen erin verschijnen. Het lijkt wel alsof dit lichaam gemaakt is om de realiteit te vergeten, misschien wel om daarna de vreugde te ervaren deze opnieuw terug te vinden.

De Katha Upanishad zegt, 'God maakt zichzelf niet openlijk bekend; Hij is iedereen's geheim.' Door mijn geheime waarheid zelf te zien, elk moment weer, ken ik iedereen's geheim, ongeacht of ze het zelf weten of niet. Ja, ook Trump is de tijdloze onmetelijkheid en als dat is hij smetteloos.

Dus als je me werkelijk vraagt wie ik ben? 'Als niemand kijkt, verzwelg ik wolken en woestijnen, en kauw op bergen wetend dat het malse botjes zijn. Als niemand kijkt en ik God wil kussen, dan breng ik alleen - mijn eigen hand naar mijn mond.' (Hafiz)

 

Capaciteit En De Wonderbaarlijke Wereld

Capaciteit en de wonderbaarlijke wereldvar jslang

Gepubliceerd in InZicht September 2016

Deze vreemde wonderbaarlijke wereld, hoe hou ik van haar en hoe laat ze me lijden. De kersenboom gehuld in haar kleed van witte bloesem, de kat met alle vier poten uitgestrekt in opperste relaxatie en een weerloos nog levend jong vogeltje in de tuin, de helft van de hoofdhuid weggepikt door een hongerige ekster. Schoonheid, tevredenheid, afschuw en pijn, ze stromen allemaal springlevend door me heen. Kan ik mezelf wijsmaken dat dit geen realiteit is maar een illusie?

Om dit te geloven moet ik mijn zintuigen, gevoelens en gedachten ontkennen. Misschien zou het mijn leven dragelijker maken maar het zou het ook ontdoen van de jus, van de passie voor dit grote levensavontuur. Want, al zeg ik dit niet altijd van harte, het is een voorrecht om een leven en tijd te hebben.

Waar komt dat idee van tegenstelling tussen realiteit en illusie vandaan? Nergens om me heen zie ik een muur die ze in compartimenten van elkaar scheidt. De ervaring van dit wat nu is speelt zich in volmaakte eenheid af, ongeacht de inhoud van wat dit moment presenteert. Wat voor mij mist in de schijnbare tegenstelling is de plaatsing. Waar is die plek waar realiteit en illusie samenvallen en de paradox is opgelost? Om die te vinden traceer ik de wereld terug tot haar oorsprong. En om een antwoord te vinden waarvoor ik 100% garant kan staan moet ik het persoonlijk kunnen testen elk moment weer. Hier is mijn experiment:

Ik wijs naar de luie kat en zie daar vorm, kleur, begin en einde. Dan draai ik mijn vinger 180 ° om en wijs naar de plek hier vanwaaruit dat waargenomen wordt. Hier zie ik eigenlijk niets, zeker niets wat met kleur, vorm of begrenzing te maken heeft. Daar is alles benoembaar, hier valt het labelen stil. Is daar en hier van elkaar te scheiden? Nee, naar mijn observatie valt het naadloos samen. Kan ik één van de twee realiteit noemen en de ander illusionair? Ik zie geen verschil. Ik zie wel dat alles daar in voortdurende beweging is en niet permanent, maar dat maakt het niet minder echt in het moment.

Het woord illusie, in sommige tradities gebruikt om de steeds veranderende wereld aan te duiden, snijdt voor mij geen hout. Liever verwoord ik het zo: dit hier is pure capaciteit voor alles daar. Dan begrijp ik Ramana Maharshi als hij zegt, “Een gerealiseerd iemand huilt met de huilenden, lacht met de lachenden, speelt met de spelers, zingt met de zangers, en geeft het lied tijd – wat heeft hij te verliezen?”

Niets, want oorsprong en manifestatie vallen samen in de ene ervaring die nu is. Sterker nog: het is een wonder dat de schepping er überhaupt is. Ze bestaat dankzij het feit dat ik er ben als bewustzijn en capaciteit ben voor haar: zonder mij geen universum. Geen persoonlijk bewustzijn, maar universeel bewustzijn, immers hier in de binnenste kern is er niets van mij over.

“De schepping is een eerbetoon aan ons” zei Rabia, een Sufi meesteres. In al haar schoonheid en verschrikking welt het in Mij op, als een levend kunstwerk. Wat anders kan ik zeggen dan “Wauw” met Hafiz:

“Waar komt de ware poëzie vandaan? Van verliefde zuchten in het vochtig donker, vrijend met spirit of vorm. Waar woont poëzie? In het oog dat zegt, ”Wauw!” In de overstelpende pracht die elk gezond verstand kent als het zich realiseert – onze levensdans duurt maar een paar magische minuten. In het hart dat zegt, dat uitschreeuwt, “Ik ben zo donders levend!”
Karin Visser Aug 2016